blog

Iets met vinkjes en vertrouwen: hoe de omgevingswet onbedoeld weerstand in de hand werkt

Vinkjes. Zo noemen wij ze tegenwoordig. Vorige week had ik er weer een aan de lijn. Een projectontwikkelaar dit keer. Hij gaat een woningbouwproject uitvoeren en moet “van zijn gemeente ook iets met participatie”. Enigszins vragend murmelt hij er achteraanwant dat staat toch in de nieuwe Omgevingswet?!”. Aan ons als strategisch communicatiebureau de vraag om dat te ‘fixen’ want van die zaken heeft hij geen kaas gegeten en hij wil met zo weinig mogelijk gedoe door. Bij zo’n vraag gaan bij mij alle alarmbellen af. Want participatie mag nooit uitgelegd worden als een verplichting waarbij alleen het ‘participatievinkje’ moet worden afgekruist. Dan schiet de wet zijn doel mijlenver voorbij! 

Laat ik vooropstellen dat ik een groot voorstander ben van ontwikkelaars en overheden die vroegtijdig afstemming zoeken met hun omgeving. Sterker nog: in ons land waar elke vierkante meter al een functie heeft, heeft ook elke ontwikkeling impact op de omgeving. Als bureau mogen wij voor veel mooie projecten de communicatie en participatie verzorgen. Ik ben er heilig van overtuigd dat beleid of een plan echt beter wordt als je met belanghebbenden in gesprek gaat en oprecht naar ideeën, wensen en suggesties luistert. De aandacht in de Omgevingswet voor een betere samenwerking tussen overheid en burgers juich ik dus van harte toe. Maar als participatie een verplichting wordt, dan bereiken we juist het tegenovergestelde. Participatie is geen vinkje, het vraagt om weloverwogen keuzes! 

Dodelijk voor het vertrouwen

Zeker bij projecten waar overheden veel weerstand verwachten, wordt vaak alles uit de kast getrokken voor een uitgebreid participatietraject. Bewoners, ondernemers en belangengroepen krijgen een adviserende rol of mogen zelfs meebeslissen over het eindresultaat. Ze gaan aan de slag in klankbordgroepen en ontwerpsessies en komen tot een doorwrocht advies aan de gemeenteraad. Helemaal goed, totdat blijkt dat de belanghebbenden een mening hebben over de noodzaak van een plan. Ze gaan vooral in op de ‘wat-vraag’ in plaats van op de ‘hoe-vraag’. Dat was niet helemaal wat de wethouder met de participatie voor ogen had! Niets dodelijker voor het vertrouwen in de overheid dan wanneer mensen tijd en energie in een participatietraject stoppen en vervolgens merken dat er niets met hun inbreng wordt gedaan. Daarmee wordt de legitimatie van het proces snel in twijfel getrokken en krijgt het vertrouwen in de overheid juist een knauw.  

Terug naar de bedoeling

Laten we daarom even teruggaan naar het oorspronkelijke doel van de Omgevingswet: door minder regels voor te schrijven is er meer aandacht voor ‘de bedoeling’ van het project. Het zorgt voor meer ruimte voor initiatieven en maatwerk voor overheden, inwoners en ondernemers. Daarbij is vertrouwen het uitgangspunt: vertrouwen in de initiatiefnemer, vertrouwen van burger in de overheid en vertrouwen tussen overheden*. In de Omgevingswet staat daarom een plicht voor een vergunningsaanvrager om aan te geven of 1) hij/zij aan participatie heeft gedaan en 2) zo ja, hoe die participatie is opgepakt en wat de resultaten ervan waren. Laten we er zo nog eens naar kijken… 

'Neen' is ook een antwoord

Participatie is dus géén verplichting. Het antwoord op de vraag of er een participatietraject moet worden ingezet mag ook ‘neen’ zijn. Want als de plannen grotendeels vastliggen, kun je wellicht beter voor een goed informatietraject met hele gerichte informatie kiezen. Anderzijds is het voor belanghebbenden vaak ook lastig om mee te denken over plannen die nog heel abstract zijn of juist heel complex zijn. Dan kun je het participatietraject beter opknippen in overzichtelijke (tussen)stappen. Bij zo’n belletje van een aannemer of projectleider begin ik dus met de vraag of er überhaupt ruimte is voor participatie en wat het doel is dat ze ermee willen behalen.  

Voorkom teleurstellingen

Als heel helder is welk doel je nastreeft en welke ruimte er daadwerkelijk voor participatie is, kun je het proces met scherpe kaders starten. Daarbij is het voor iedereen duidelijk waarover je als belanghebbende wél maar zeker ook waarover je niét mee mag denken of beslissen. En soms houdt dat ook in dat de ‘wat-vraag’ niet meer aan de orde is. Daar kunnen belanghebbenden het dan niet mee eens zijn, maar dat is dan wel het kader. Mijn advies is om niet bang te zijn om daar scherp in te zijn: “We nodigen u heel graag uit om mee te denken over de manier waarop we deze plannen voor een nieuwe wijk, een nieuwe weg of een nieuw station uitwerken. Maar de keuze óf we dit gaan doen is niet meer aan de orde.” Heel duidelijk zijn over de reikwijdte van de participatie voorkomt teleurstellingen. En belangrijker nog: zo voorkomen we dat de Omgevingswet juist bijdraagt aan een verlies in vertrouwen in de overheid. 

* VNG brief Raadsleden over Omgevingswet ‘Participatie binnen de Omgevingswet: een toelichting voor raadsleden’ 

Deel jouw ervaringen! 

In een serie blogs en opinies besteden we als Connect de komende tijd extra aandacht aan ‘de waarde van weerstand’ en de lessen die wij leren. Want weerstand bij een project is uitdagend maar heeft zeer zeker waarde! We zijn dan ook benieuwd naar de ervaringen die jij daarin hebt. Herken je de neiging om participatie met een ‘vinkje’ af te doen? En hoe kun je weerstand met een goed proces juist ombuigen om tot waarde te zijn voor je project? We horen het graag! 

Meer weten over deze inspiratie?

Neem contact op met Eefje